Wintam is een gehucht
in de Belgische provincie Antwerpen. Het ligt in Hingene, een deelgemeente van de gemeente
Bornem. De naam Wintam is afkomstig van Wind
Ham en zo´n 100 jaar geleden schreef men nog Wintham.
Wintam bestaat een beetje uit 3 delen, te weten Wintam dorp, de
Dijken en natuurgebieden met de beruchte eilanden (waarvan het
noordelijk eiland natuurgebied is, het zuidelijk eiland
industriezone) en Nattenhaasdonck. Nattenhaasdonck is een pittoresk
plaatsje dat afgelegen is tussen velden en bossen.
Wintam heeft een grote zeesluis die de Schelde met het Zeekanaal Brussel-Schelde verbindt.
Ook vaart er in de zomermaanden een veer tussen dit dorp en
Rupelmonde.
Hingene is een
dorp en een
zelfstandige
gemeente tot de fusie van 1977 in de
Belgische provincie
Antwerpen en een
deelgemeente van
Bornem.
De gehuchten
Wintam en
Eikevliet vallen onder de deelgemeente Hingene.
Op het Steenland te Hingene vond men in 1846 een muntschat die onder keizer Tiberius werd begraven.
Dit wijst op een Romeinse of geromaniseerde bevolking in
Klein-Brabant.
De geschiedenis van Hingene is op vele plaatsen en tijdstippen
deze van het land van Bornem.
Hingene heeft zich echter steeds verzet tegen de oppermacht van de
oude kastelenij van Bornem en groeide stilaan uit tot een eigen
heerlijkheid in 1560. Deze zelfstandigheid ging ten slotte verloren
bij de fusie der gemeenten in 1977 waardoor Hingene, met de
gehuchten Wintam en Eikevliet, werd ingedeeld bij Groot-Bornem. De
meeste ´echte´ Hingenaren betreuren het jaar van de fusie nog
steeds. Sommigen hunkeren weer naar zelfstandigheid en
onafhankelijkheid.
Oorspronkelijk behoorde Hingene toe aan de kasteelheren van
Gent, die ook heren van Bornem waren en als zodanig van het
Bisdom Luik afhingen. Gedurende korte tijd
hoorde Hingene toe aan de heerlijkheid Rumst,
waarvan het in 1449 gescheiden werd. Op hun beurt kwamen dan de
huizen van Vlaanderen en Luxemburg in het bezit van de gemeente,
tot in 1560 de heerlijkheid werd verkocht aan Hendrik graaf van
Nassau. Diens erfgenaam, gekend als Willem de Zwijger, prins van
Oranje, maakte al te goede sier in Brussel en was verplicht een
aantal van zijn bezittingen te verkopen, waaronder Hingene. Zo kwam
de gemeente, voor 41.000 gulden, in het bezit van Mechior Schetz,
een bankier en koopman uit Antwerpen. Het leengoed zou nadien nooit
meer verkocht worden en zou nu, van generatie op generatie,
overgaan door overerving.
Het leengoed van de graven en hertogen van D´Ursel strekte zich in onze streek uit over 144
zowel volle- als achterlenen. Naast de heerlijkheden van Hingene,
Nattenhaasdonk, Eikevliet en Wintam bezaten zij leengoederen te
Opdorp, het Tolhuis van Schelle, Hoboken, e.a. De baljuw van Opdorp werd
te Hingene aangesteld.