Oostende is een
stad in de
Belgische provincie
West-Vlaanderen, die ongeveer centraal langs
de
Belgische kust ligt. De stad is een belangrijk
toeristisch en economisch centrum, telt ruim 70.000 inwoners
(2014), beschikt over een zee- en luchthaven en is het centrum van
het
gelijknamige arrondissement.
Pas in 1830, onder impuls van de Belgische koning Leopold I, kon de Oostendse zeehaven
verder uitgroeien. In 1838 had de inhuldiging van de spoorlijn Oostende-Brussel plaats en in 1846 werd de
eerste veerdienst
Oostende-Dover ingelegd. In 1877 werd de
eerste Oostendse vismijn
gebouwd. Op 2 april 1884 kwam het eerste stoomvisserijschip — de
Prima — Oostende binnenvaren. In 1914 waren er
al 29 stoomvisserijschepen in Oostende.
In 1865 werd Oostende ontheven van haar functie als vesting
door de toenmalige minister van oorlog baron Félix Chazal. Spoedig
werden de vestingmuren rond de stad gesloopt. Hierdoor zou Oostende
op korte tijd sterk uitbreiden. Dankzij de inspanningen van de
Belgische koning Leopold II bloeide Oostende in het
begin van de twintigste eeuw als geen ander. De stad kreeg
de bijnaam "Koningin der Badsteden". De mondaine koning
bouwde een belle époque-badplaats met wereldfaam. Het
Kursaal Oostende uit 1852, het nieuwe
theater uit 1905, het Koninklijk
Paleis, de Koninklijke Gaanderijen, de
Promenade, de Kiosk, het Stadstheater, het Leopoldpark, de Wellingtonrenbaan en de Stadsbibliotheek
straalden haar bourgeois karakter uit.
Door de toegenomen scheepvaart op Oostende was een tekort aan
kaaimuren ontstaan. Daarom werd in de periode 1894-1914 de haven op
ingrijpende wijze vernieuwd door aanpassing van de
voorhaven en uitbouw van een nieuwe achterhaven,
verbonden met de
De Smet de Naeyerbruggen.
Wegwielrennen is de populairste tak van de
wielersport.
In het wegwielrennen vinden wedstrijden plaats op de (openbare)
weg. Wedstrijden worden zowel in meerdaagse als eendaagse
wedstrijden verreden. Binnen de eendaagse wedstrijden zijn klassiekers en de wereldkampioenschappen het
belangrijkst. Bij de meerdaagse wedstrijden zijn de grote rondes,
met name de Ronde van Frankrijk, het belangrijkst.
Sinds 2005 zijn de belangrijkste wedstrijden samengevoegd in de
UCI ProTour, een competitie met de belangrijkste
eendaagse en meerdaagse wedstrijden. Overige wedstrijden zitten in
de continentale circuits.
Er zijn drie verschillende manieren van wegwielrennen:
- tijdrijden, waarbij elke renner individueel start
en de renner met de snelste tijd wint.
- de ploegentijdrit, daarbij start men per
ploeg.
- de rit in lijn, waarbij het hele peloton gezamenlijk start en
degene die als eerste de aankomst overschrijdt, wint.
De meeste eendaagse wedstrijden zijn ritten in lijn. In
meerdaagse wedstrijden zijn meestal de meeste ritten in lijn,
aangevuld met enkele tijdritten en eventueel een ploegentijdrit. In
meerdaagse wedstrijden worden de tijden van alle etappes opgeteld,
om zo het eindklassement te krijgen.
Een andere erg populaire sport in Vlaanderen is het wielrennen en dan meer bepaald het
wegwielrennen en het veldrijden. Naast een heleboel koersen die in
beide disciplines georganiseerd worden zijn er ook tal van
kampioenen uit de Vlaamse landstreek afkomstig.
A photograph or photo is an
image created by light
falling on a light-sensitive surface, usually photographic film or an electronic medium
such as a CCD or a CMOS chip. Most photographs are created
using a camera, which uses a lens to focus the scene´s visible
wavelengths of light into a reproduction of what the human eye would see.
The process and practice of creating photographs is called photography. The word "photograph" was coined in
1839 by Sir John Herschel and is based on the
Greek φῶς (phos),
meaning "light", and γραφή
(graphê), meaning "drawing, writing", together meaning
"drawing with light".[1]
A photograph or photo is an
image created by light
falling on a light-sensitive surface, usually photographic film or an electronic medium
such as a CCD or a CMOS chip. Most photographs are created
using a camera, which uses a lens to focus the scene´s visible
wavelengths of light into a reproduction of what the human eye would see.
The process and practice of creating photographs is called photography. The word "photograph" was coined in
1839 by Sir John Herschel and is based on the
Greek φῶς (phos),
meaning "light", and γραφή
(graphê), meaning "drawing, writing", together meaning
"drawing with light".[1]
La photographie1
est une technique qui permet de créer des images par
l´action de la lumière. La photographie désigne aussi l´image
obtenue.
Le terme de photographie désigne également la branche des
arts graphiques qui utilise cette
technique : c´est l´« écriture de la
lumière ».
La photographie a su tirer parti de nombreuses innovations
technologiques et techniques dans les domaines de l´optique, de la chimie,
de la mécanique, de l´électricité, de l´électronique et de l´informatique.
Les deux phénomènes nécessaires à l´obtention d´images
photographiques étaient pour certains connus depuis longtemps et
explicité dans le Traité d´optique. Les
réflexions d´Aristote et les travaux du père de l´optique
moderne Ibn al-Haytham, ont permis de mettre la réalité en
boîte ; il suffit de percer un « petit trou »
(sténopé) dans une chambre noire (en latin : camera obscura)
pour voir apparaître une image inversée dans le fond blanc de la
boîte. D´autre part, les alchimistes savaient que la lumière
noircissait le chlorure d´argent. Vers 1780 Jacques Charles, plus
connu pour son invention de l´aérostat gonflé à l´hydrogène, parvint à figer, mais
de façon fugitive, une silhouette obtenue par le procédé de la
chambre noire sur du papier imbibé de chlorure d´argent. Thomas Wedgwood (1771-1805) fit des
expériences analogues avec le nitrate d´argent ; il en publia un
mémoire en 1802. De son côté John Herschel en 1819 décrit
les propriétés de l´hyposulfite de sodium qui deviendra le
fixateur.
Joseph Nicéphore Niépce, un
inventeur de Chalon-sur-Saône, associe ces trois procédés
pour fixer des images (de qualité moyenne) sur des plaques
d´étain recouvertes de bitume de
Judée, sorte de goudron naturel qui possède la propriété de durcir
à la lumière (1826 ou 1827) ; la première photographie représente
une aile de sa propriété à Saint-Loup-de-Varennes en Saône-et-Loire. Nicéphore meurt en 1833 et
Louis Daguerre poursuit l´amélioration du
procédé. En découvrant le principe du développement de l´image latente, Daguerre trouve le moyen de
raccourcir le temps de pose à quelques dizaines de minutes. En
1839,
il promeut son invention auprès du savant et député François Arago, qui lui accorde son
soutien.
Ainsi, la date conventionnelle de l´invention de la
photographie est 1839, c´est la date de la présentation par Arago à
l´Académie des sciences de
l´« invention » de Daguerre, le daguerréotype. C´est en fait une amélioration
de l´invention de Niépce.
Een foto is een afbeelding op een plat vlak vervaardigd
door middel van fotografie. Een foto geeft relaties weer van
objecten, voorwerpen, mensen of dieren uit de werkelijke wereld
zoals gezien door de lens van een camera gedurende een (meestal
korte) tijdperiode.[1] De
naam fotografie werd voor het eerst genoemd door John Herschel, een Engels astronoom, en is gebaseerd op het Griekse
φώς (phos, "licht") en
γραφίς (graphis,
"pen, kwast"). In de volksmond wordt een foto ook wel een
kiekje genoemd, genoemd naar Israël Kiek.
In vergelijking met andere uitdrukkingsvormen als pictogrammen, diagrammen en kaarten, maar ook tekst is
dit wel de meest zuivere benadering (maar niet per definitie: beste
benadering) van de werkelijkheid, als de digitale nabewerking en
manipulatie uitblijft. Daarmee dragen foto´s maximaal bij aan een
juiste communicatie van het overbrengen van een
bepaalde gedachte over (een deel van) de werkelijkheid. Deze
zienswijze wordt verder toegelicht in visualisatie.
Kenmerkend is de directe relatie van de afbeelding met de
realiteit, maar dit maakt van een foto daarom nog
geen objectieve weergave van die realiteit. Een foto is altijd een
manipulatie van de realiteit, zowel door het standpunt
(perspectief), het kader, de begeleidende tekst, het moment en het
materiaal dat de fotograaf gebruikt om de foto te maken,
alswel door ingrijpen op chemische of digitale wijze in de fotografische
afbeelding door de fotograaf of anderen.