Juliana Louise Emma Marie Wilhelmina van
Oranje-Nassau (
Den
Haag,
30 april 1909 –
Baarn,
20 maart 2004) was
koningin der Nederlanden van 4
september 1948 tot en met 30 april 1980 (de inhuldiging vond plaats
op 6 september 1948). Zij had onder andere de titels
prinses der Nederlanden,
prinses van Oranje-Nassau, hertogin
van
Mecklenburg en prinses van
Lippe-Biesterfeld. Juliana was getrouwd met
prins
Bernhard van
Lippe-Biesterfeld (1911-2004), waarmee zij vier dochters kreeg
en was enig kind van koningin
Wilhelmina der Nederlanden
(1880-1962) en prins
Hendrik van
Mecklenburg-Schwerin (1876-1934).
Eind 1908 maakte minister-president Theo Heemskerk bekend dat koningin Wilhelmina
in verwachting was. De Orangisten waren behoorlijk opgelucht,
aangezien haar huwelijk al jaren kinderloos was. Door een
levensbedreigende ziekte van Wilhelmina in 1902 met miskraam en een
aantal miskramen erna, bestond er grote vrees dat er geen
troonopvolger zou komen. In dat geval zou de troon overgaan naar de
nakomelingen van Wilhelmina´s tante, prinses Sophie. De meest genoemde naam was die
van Willem Ernst van
Saksen-Weimar-Eisenach, een zoon van een volle neef van
Wilhelmina.
In de tweede helft van april 1909 waren er meer dan eens valse
geruchten dat het kind geboren was, aangezien de baby medio april
al verwacht werd. Uiteindelijk was de geboorte op 30 april in
paleis Noordeinde in Den Haag. De melding
aan de media werd gedaan door een jonkheer in plechtig Frans. De
volgende dag werd door de vader in paleis Noordeinde de aangifte
voor de burgerlijke stand gedaan.
Na enkele weken werden de namen van het prinsesje openbaar
gemaakt:
De officiële roepnaam werd Juliana, terwijl haar moeder haar
vaak junior noemde, en haar informele roepnaam
Jula was.
Op zaterdag 5 juni 1909 werd prinses Juliana gedoopt in de
Haagse Willemskerk. Voorafgaand botste de koets van
koningin-moeder Emma op die van de ouders met de kleine Juliana.
Juliana droeg de doopjurk die haar moeder had gedragen bij haar
eigen doop. De plechtigheid werd geleid door waarnemend-hofpredikant Jan Hendrik
Gerretsen. Hij preekte over Luk.7:15 "En Hij gaf hem zijne
moeder". Sommige aanwezigen waren gechoqueerd, anderen, zoals
minister van Koloniën Alexander Willem
Frederik Idenburg vonden de preek juist briljant, artistiek en
origineel. De oorzaak van de opwinding was de zinsnede: "Wij gaan
onze prinses begraven". Gerretsen doelde op het begraven van het
aardse leven, het afleggen van de oude mens al in dit leven. Dit
gebeurt symbolisch bij de doop. Hij zei dit alles tegen de
achtergrond van zijn tekstkeus: "De opwekking van de jongeling te
Nain".
De slotzang van de kerkdienst was psalm 105:24. De beginregels
zijn: ´Die gunst heeft God Zijn volk bewezen, opdat het altoos Hem
zou vrezen´. De preek verscheen in druk onder de titel ´Aan Hare
Moeder gegeven´. Haar acht doopouders waren de grootmoeders
Emma van Waldeck-Pyrmont,
Marie van
Schwarzburg-Rudolstadt, overgrootmoeder prinses Mathilde
von Schwarzburg-Rudolstadt, prinses Marie van
Oranje-Nassau, Louise Marie Elisabeth
van Pruisen, oudtante vorstin Elisabeth van
Waldeck-Pyrmont en haar ooms hertog Johan Albrecht van
Mecklenburg-Schwerin en hertog Adolf Frederik van
Mecklenburg.
Op 7 januari 1937 trouwde Juliana met Bernhard. Alle kinderen in
het lager en voortgezet onderwijs kregen op die dag
een rijmprent cadeau met
een gedicht van P.C. Boutens en een tekening van André van der Vossen: Een nieuwe lente op
Hollands erf. Het paar vestigde zich in paleis Soestdijk. Zijn komst in Juliana´s
leven betekende in allerlei opzichten een keerpunt voor haar. In de
eerste huwelijksjaren zorgde Bernhard dat Juliana radicaal brak met
de kleinburgerlijke levensstijl waarin zij was opgevoed. Beginnend
met hun huwelijksreis naar Krynica Zdrój (in Hotel Patria) en
Zakopane in Polen, nam
Bernhard Juliana voor het eerst mee naar de grote steden van
Europa, liet haar kennismaken met
de moderne mode en stijl van opmaken; ofwel het leven in de wereld
buiten het minder mondaine en enigszins stijve achtergebleven
Nederland. Juliana begon zich voor het eerst te kleden als een
mondaine vrouw en niet langer als een sprookjesprinses voor de
camera of een halve Hollandse boerin als zij niet voor het volk
verscheen.
Juliana oefende haar eerste politieke daden uit als
prinses-regentes voor haar moeder, toen deze
tijdelijk het Koninklijk Gezag had neergelegd (van 14 oktober 1947
tot 1 december 1947 en van 14 mei 1948 tot 30 augustus 1948). Zij
was toen betrokken bij haar eerste kabinetsformatie. Nadat Juliana
de troon van haar moeder had overgenomen, bleek zij een geheel
andere stijl dan haar moeder te hebben.
Van 1950 tot 1956 was Juliana ook "Hoofd van de Nederlands-Indonesische Unie",
een soort Gemenebest. Tot 25 november 1975 maakte
ook Suriname nog deel uit van het koninkrijk. Tijdens
haar regering kreeg de monarchie gekscherend de bijnaam ´fietsende
monarchie´. Juliana´s losse stijl verkleinde de afstand tussen
koningshuis en volk. Op het jaarlijkse defilé op haar verjaardag
bij Paleis Soestdijk kwam de bevolking even ten paleize. Mede
hierdoor bleef zij tot haar dood zeer populair. Onder Beatrix werd
de stijl weer monarchaler.
In februari 1953 vond de grote watersnood in Zeeland en op de
Zuid-Hollandse eilanden plaats. Juliana was snel ter plaatse,
geschoeid met kaplaarzen, om de getroffen bevolking te troosten en
moed in te spreken. Later zou deze alom zeer gewaardeerde actie als
kenmerkend voor haar persoon en de invulling van haar koningschap
worden betiteld.
Juliana had in de 32 jaar dat zij koningin was te maken met tien
premiers. Onder Piet de Jong werd het wekelijkse
spreekuur tussen staatshoofd en regeringsleider ingesteld. Zij
bleek zeer geïnteresseerd in maatschappelijke vraagstukken, meer
dan in financieel-economische en defensiekwesties. In een
televisie-interview dat zij zes jaar na haar aftreden gaf, bekende
Juliana dat zij, was zij in een burgergezin geboren, waarschijnlijk
maatschappelijk werk was gaan doen.
Op 31 januari 1980, de verjaardag van haar dochter Beatrix,
maakte zij bekend dat zij op 30 april 1980, haar 71ste verjaardag,
afstand zou doen van de troon ten gunste van haar dochter Beatrix.
Na haar troonsafstand is Juliana steeds actief gebleven in het
sociale circuit en verscheen ze regelmatig in het openbaar. Zij had
te kennen gegeven om na de abdicatie niet langer als koningin, maar
als prinses Juliana aangesproken te willen worden. Een van haar
liefhebberijen was het dineren in voortreffelijke restaurants
– een favoriet was de Auberge de l´Ill, in Illhaeusern, in de Elzas. Na
1995, toen haar algemene gezondheid begon af te nemen en ze last
kreeg van geheugenverlies, werden de verschijningen in het openbaar
steeds minder. Juliana´s laatste openbare optreden was bij het
huwelijk van haar kleinzoon prins Maurits met
Marilène van den Broek in 1998.
Vooraf was door de Rijksvoorlichtingsdienst
bekendgemaakt dat de prinses na een heupoperatie soms last had van
acute verwardheid. Er ontstond enige opschudding over het feit dat
zij tijdens het kerkelijk huwelijk van prins Maurits als protestant
ter communie ging. Prinses Juliana maakte in
1999 per brief bekend dat het haar door haar hoge leeftijd te zwaar
viel om nog officieel op te treden. In een interview ter
gelegenheid van de negentigste verjaardag van prins Bernhard in
2001 zei de prins over zijn vrouw dat ze soms de mensen niet meer
herkende: "het geheugen kan je zeggen, is nul". Ze verliet het
terrein van paleis Soestdijk soms in een busje om een rondrit te
maken door de omgeving van Soestdijk. Daarbij werd ze enige jaren
voor haar overlijden gefotografeerd door een fotograaf van het
roddelblad Weekend. Het bleek de laatste
publieke foto van de prinses.
Na de geboorte van haar achterkleindochter prinses Amalia op 7
december 2003 waren er in Nederland weer vier troongeneraties
tegelijkertijd in leven tot Juliana´s overlijden in 2004. Dit was
eerder ook het geval van 4 september 1840 (de geboorte van prins
Willem) tot 12
december 1843 (overlijden van koning Willem I). Overigens was Juliana
toen al een paar jaar overgrootmoeder, namelijk sinds de geboorte
van prins Maurits´
dochter Anastasia Margriet Josephine op 15 april 2001. In totaal
heeft Juliana vier achterkleindochters en één achterkleinzoon
gekend; haar tweede achterkleinzoon werd daags na haar overlijden
geboren. Alle achterkleinkinderen die Juliana en Bernhard nog
hebben meegemaakt, kwamen van Beatrix en Margriet; de kleinkinderen
van Irene en Christina werden pas geboren nadat zowel Juliana als
Bernhard waren overleden.
Nadat zij door een verslechterende gezondheidstoestand al enige
weken het bed had moeten houden, is Juliana op zaterdag 20 maart
2004 kort voor zes uur in de ochtend op 94-jarige leeftijd in het bijzijn van haar drie oudste
kinderen ten gevolge van een longontsteking in haar slaap
overleden.[7]
Juliana overleed op de dag af zeventig jaar na haar grootmoeder
koningin-regentes Emma. Conform haar wens werd zij
opgebaard in haar voormalige werkkamer aan de achterzijde van
paleis Soestdijk.
Juliana was sinds 20 december 1993 de
langstlevende Oranje ooit. Eind 2004 eindigde ze op nr. 14 in de
verkiezing van De grootste Nederlander.