Omnibus Namur - Charleroi - type 29 - Couillet - Montignies
(février 1956)
Een locomotief wordt gebruikt voor het aandrijven
van treinen of rangeerdelen. Bij getrokken treinen trekt de
locomotief de trein. Bij trek-duwtreinen kan de locomotief de rijtuigen
ook duwen. De locomotief wordt in dit geval bestuurd vanuit een
stuurstandrijtuig.
Men kan locomotieven indelen volgens hun werkingprincipe. Zo
zijn er drie belangrijke types locomotieven:
Er is ook nog de
rangeerlocomotief. Dit is een kleine
locomotief met een gering vermogen en een geringe maximumsnelheid.
Een rangeerlocomotief wordt gebruikt voor het rangeren van
voertuigen. De krachtbron is meestal
diesel, maar elektrische tractie komt ook
voor in landen met
elektrificatie met
wisselspanning. Soms worden
rangeerlocomotieven radiografisch bestuurd, zodat de machinist niet
in de locomotief zelf hoeft te zijn. Er hoeft dan geen extra
begeleidend personeel aanwezig te zijn bij geduwd rangeren en het
koppelen van
wagens. Een kleine rangeerlocomotief die
door rangeerpersoneel bediend mag worden en met een mechanisch
remsysteem wordt een
locomotor genoemd.
Vanwege de verschillen in bovenleidingspanning tussen de spoorwegen van
verschillende landen moeten treinen met een elektrische locomotief
vaak van locomotief wisselen aan de grens. Uit praktische
overwegingen worden voor grensoverschrijdende goederentreinen
meestal diesellocomotieven gebruikt, zodat men onafhankelijk is van
de verschillende bovenleidingsspanningen. Zie ook Spanningssluis.
Ook de treinbeïnvloedingssystemen verschillen per
land, een locomotief die in meerdere landen rijdt dient met de
verschillende systemen van deze landen zijn uitgerust.
Steeds meer locomotieven zijn echter geschikt voor het rijden in
verschillende landen. Voor het treinverkeer tussen Nederland en
België worden al geruime tijd locomotieven ingezet die onder beide
bovenleidingsspanningen kunnen rijden. In dit geval was dit
relatief eenvoudig te realiseren doordat de systemen niet sterk van
elkaar verschillen: in beide gevallen wordt gelijkspanning
gebruikt, alleen de spanning verschilt: in Nederland 1500 V,
in België 3000 V.
De Siemens ES 64 F4 is een voorbeeld van een
locomotief die in vrijwel heel Europa kan en mag rijden.
A locomotive or engine is a
rail transport vehicle
that provides the motive power for a train. The
word originates from the Latin loco – "from a place",
ablative of locus, "place" + Medieval
Latin motivus, "causing motion", and is a shortened form
of the term locomotive engine,[1]
first used in the early 19th century to distinguish between mobile
and stationary steam engines.
A locomotive has no payload capacity of its own, and
its sole purpose is to move the train along the tracks.[2]
In contrast, some trains have self-propelled payload-carrying
vehicles. These are not normally considered locomotives, and may be
referred to as multiple units, motor coaches or railcars. The use of these self-propelled vehicles is
increasingly common for passenger trains, but rare for freight (see CargoSprinter). Vehicles which provide motive
power to haul an unpowered train, but are not generally considered
locomotives because they have payload space or are rarely detached
from their trains, are known as power
cars.
Traditionally, locomotives pull trains from the front.
Increasingly common outside North America is push-pull operation, where one locomotive
pulls the train from the front and another locomotive pushes it
from behind. In this arrangement the locomotive at the rear of the
train is controlled from a control cab at the front of the train.
Push-pull operation is generally infeasible in North America as,
even if mid-train or tail-end "helpers" are provided, the front-end
might have over 26,000 horsepower (19,000 kW), net for
traction, whereas the mid-train and/or tail-end "helpers" might
have only 9,000 horsepower (6,700 kW), net for traction.
Prior to locomotives, the motive force for railroads had been
generated by various lower-technology methods such as human power,
horse power, gravity or stationary engines that drove
cable systems.
The first successful locomotives were built by Cornish inventor Richard Trevithick. In 1804 his unnamed
steam locomotive hauled a train along the
tramway of the Penydarren ironworks, near Merthyr Tydfil in Wales.
Although the locomotive hauled a train of 10 long tons (11.2 short
tons; 10.2 t) of iron and 70 passengers in five wagons over
nine miles (14 km), it was too heavy for the cast
iron rails used at the time. The locomotive only ran three
trips before it was abandoned. Trevithick built a series of
locomotives after the Penydarren experiment, including one which
ran at a colliery in Tyneside in northern England, where it was
seen by the young George Stephenson.[3]
The first commercially successful steam locomotive was Matthew Murray´s rack locomotive, Salamanca, built for the narrow gauge Middleton Railway in 1812. This was
followed in 1813 by the Puffing Billy built by
Christopher Blackett and William Hedley for the Wylam Colliery Railway,
the first successful locomotive running by adhesion only. Puffing Billy is now on display
in the Science Museum in London,
the oldest locomotive in existence.[4]
In 1814 George Stephenson, inspired by the early
locomotives of Trevithick and Hedley persuaded the manager of the
Killingworth colliery where he worked to allow him to build a
steam-powered machine. He built the
Blücher, one of the first
successful flanged-wheel adhesion locomotives. Stephenson played
a pivotal role in the development and widespread adoption of steam
locomotives. His designs improved on the work of the pioneers. In
1825 he built the Locomotion for the Stockton and Darlington
Railway, north east England, which became the first public
steam railway. In 1829 he built The Rocket which was entered in and
won the Rainhill Trials. This success led to
Stephenson establishing his company as the pre-eminent builder of
steam locomotives used on railways in the United Kingdom, the
United States and much of Europe.[5]
The first inter city passenger railway, Liverpool and Manchester
Railway, opened in 1830, making exclusive use of steam power
for both passenger and freight trains.
Une locomotive est un véhicule ferroviaire qui
fournit l´énergie motrice d´un train. Le
mot est originaire du latin loco - « venant d´un
lieu », ablatif de « locus », lieu - et du latin
médiéval motivus, « qui provoque le
mouvement ».
Une locomotive n´a pas de charge
utile en elle-même, sa principale fonction étant de tracter un
train et éventuellement d´en assurer le chauffage ou l´alimentation
électrique. À l´inverse, d´autres trains sont autopropulsés, on les
appelle alors automoteurs. Ces engins ne sont toutefois pas
considérés comme des locomotives ; on parle d´autorail ou d´automotrices. L´usage de ces véhicules
automoteurs est de plus en plus commun pour les trains de
passagers, mais très rares pour le fret (voir CargoSprinter). Les véhicules qui permettent de
tracter un train tout en ayant un espace à utilisation commerciale
(fourgon, places passagers, etc) sont des
cas à part, nommés au cas par cas. On parle en général d´automotrice (en Anglais : power
car).
Traditionnellement, les locomotives tractent les trains :
elles sont donc situées à l´avant des convois. Toutefois, de plus
en plus de trains de voyageurs sont réversibles : la
locomotive tracte le train à l´aller et le pousse au retour. Dans
ce cas, le conducteur contrôle la locomotive depuis une voiture pilote, à l´avant du train.
La première locomotive à avoir fonctionné a été construite par
un anglais, Richard Trevithick. En 1804 sa locomotive à vapeur tracta un
train sur les rails de l´aciérie de Pen-y-Darren près de Merthyr Tydfil au Pays de Galles. En fait, la locomotive qui
tira un train de 10 tonnes de fer
et 70 passagers installés dans cinq wagons sur les quinze
kilomètres du trajet était trop lourde pour les voies de l´époque
constituées de plaques en fonte épaulées. La locomotive ne fit que
trois voyages avant d´être abandonnée. Trevithick construisit une
série d´autres locomotives après l´expérience de Pen-y-Darren, dont une qui circula
dans une mine de charbon et qui fut remarquée par le jeune George Stephenson1.
La première locomotive à vapeur à effectuer un service
commercial fut la Salamanca (image ci-dessous), de
Matthew Murray, prévue pour les lignes à
crémaillère du Middleton Railway, en 1812. Elle a été suivie en
1813 par Puffing Billy construite par Christopher
Blackett et William Hedley pour le chemin de fer de
la mine Wylam, qui utilise la seule adhérence. Cette machine, la
plus ancienne à subsister, est aujourd´hui présentée au Science Museum de Londres2.
Een
trein is een samenstel van (meestal
railgebonden)
voertuigen, bestaande uit een of meer wagens.
In principe is elke reeks wagens een trein, maar meestal denkt
men bij een trein aan de spoorwegen. In toeristische gebieden rijdt vaak een
trein, bestaande uit een reeks wagentjes achter een trekker die er
vaak uitziet als een locomotief. Zo´n toeristisch voertuig rijdt
niet op rails, maar wordt wel ´trein´ genoemd. Hetzelfde geldt voor
de road train - een vrachtauto met een groot aantal aanhangwagens. Een losse locomotief is eigenlijk
geen trein maar wordt, als hij onderweg is, wel zo genoemd.
Hieronder wordt de trein van de spoorwegen beschreven.
Le train est un convoi ferroviaire assurant le transport de
personnes ou de biens sur une ligne de chemin de fer. Par extension,
on appelle train le service que constitue chacun de ces
transports, réguliers ou non. Enfin, le train est
un mode de transport, s´effectuant sur
voie ferrée.
Étymologiquement parlant, le mot train désigne
une rame de wagons de marchandises et/ou de voitures de passagers tractée
par au moins une locomotive, par opposition aux rames automotrices (catégorie dont fait
partie le TGV) ou autorails qui assurent leur propre propulsion.
Cependant, dans l´usage courant, le mot train
désigne n´importe quelle circulation ferroviaire, quelle que soit
sa composition, depuis le plus simple autorail local jusqu´aux
longs trains de grandes lignes ou de transports industriels.
Un train se compose de plusieurs éléments dont au moins un
véhicule moteur (locomotive, locotracteur, véhicule automoteur…)
assurant la traction de la rame, accompagné de n´importe quelle
combinaison, inclusive et exclusive, de voitures pour le transport de
personnes, de fourgons assurant différents services
comme le transport de colis ou de bagages, et de wagons pour
le transport de marchandises. Il peut s´agir également d´engins
spécialisés pour l´entretien des voies (trains de travaux).
Pour la traction, la locomotive à vapeur, omniprésente au
XIXe siècle, a laissé une place
à la locomotive électrique dès le début du
XXe siècle, puis à l´autorail à partir des années 1930 pour s´effacer finalement avant la
fin du XXe siècle devant la locomotive
électrique ou Diesel sur les lignes non encore électrifiées. D´autres modes de traction
marginaux ont été (et sont parfois encore) utilisés : animaux
(chevaux, bœufs), câbles, cordes et cabestans, gravité, pneumatique,
turbines à gaz, etc. Aujourd´hui, pour le transport de passagers,
les rames remorquées
cèdent régulièrement du terrain devant les rames automotrices qui composent désormais
aussi bien des trains de banlieue que des trains à grande vitesse.
A train is a form of rail transport consisting of a series of
vehicles that usually runs along a rail track to transport cargo or
passengers. Motive power is provided by a separate
locomotive or individual motors in self-propelled
multiple units. Although historically steam propulsion dominated, the most common
modern forms are diesel and electric locomotives, the latter supplied
by overhead wires or additional rails. Other energy sources include
horses, engine or water-driven rope or wire winch,
gravity, pneumatics, batteries, and gas
turbines. Train tracks usually consist of two running rails, sometimes supplemented by additional
rails such as electric conducting rails and rack rails, with a limited number of monorails and maglev guideways in the
mix.[1]
The word ´train´ comes from the Old
French trahiner, from the Latin
trahere ´pull, draw´.[2]
There are various types of trains that are designed for
particular purposes. A train may consist of a combination of one or
more locomotives and attached railroad cars, or a self-propelled multiple unit (or occasionally a single or
articulated powered coach, called a railcar). The first trains were rope-hauled, gravity
powered or pulled by horses. From the early 19th century almost all
were powered by steam locomotives. From the 1910s onwards
the steam locomotives began to be replaced by less labor-intensive
and cleaner (but more complex and expensive) diesel locomotives and electric locomotives, while at about the
same time self-propelled multiple unit vehicles of either power system
became much more common in passenger service.
A passenger train is one which includes passenger-carrying
vehicles which can often be very long and fast. One notable and
growing long-distance train category is high-speed rail. In order
to achieve much faster operation over 500 km/h (310 mph),
innovative Maglev technology has been researched for years.
In most countries, such as the United Kingdom, the distinction
between a tramway and a railway is precise and defined in law. The
term light rail is sometimes used for a modern tram
system, but it may also mean an intermediate form between a tram
and a train, similar to a heavy rail rapid transit system except that it
may have level crossings.
A freight train (also known as a goods train)
uses freight cars (also known as wagons or trucks) to
transport goods or materials (cargo).
Freight and passengers may be carried in the same train in a
mixed consist.
Rail cars and machinery used for maintenance and repair of
tracks, etc., are termed maintenance of way equipment; these
may be assembled into maintenance of way trains. Similarly,
dedicated trains may be used to provide support services to
stations along a train line, such as garbage or revenue
collection.
Découvrez l'agenda des collectionneurs !
Découvrir l'agenda
